Die motieven stonden symbool voor allerlei zaken die met het leven op zee verbonden waren, zoals golven, eb en vloed, bliksem, hagel en kabels.
Het godsoog was een geliefd gebreid symbool van welvaart en bescherming. Het alziend oog waakt over de visser, maar hield hem ook trouw als hij in een verre haven was.
De motieven werden generatie op generatie overgedragen en zo eigen voor de plaats waar de trui werd gebreid. Zo kon je aan zijn trui zien waar een visser vandaan kwam.
Dit was geen exacte wetenschap. De maakster was bepalend voor de trui. Als zij trouwde met een visser uit een andere plaats, nam zij het patroon dat zij geleerd had mee en breide dat voor haar man.
Hoe warmer de trui moest zijn, hoe ingewikkelder het patroon, want in een ingewikkeld patroon ging meer wol. Als het te duur was om de trui helemaal in het patroon te breien, kwam het motief tevoorschijn in het bovenste deel, zodat de borstkas en longen lekker warm bleven.
De vrouwen en meisje breiden ware kunststukken. De truien moest strak zitten, zodat de wind er geen vat op kreeg en de mannen over boord sloegen.
Er is een anekdote van een Engelse jongen die bij het uittrekken van zijn trui zijn oorschelp afscheurde, zo strak was de hals. Uiteindelijk werd een rits in de trui gezet, zodat hij makkelijker aan en uit kon, maar toch strak om de nek kon worden gedragen.
Foutje als herkenningsteken
In het patroon dat bij de plaats hoorde, werd soms een expres foutje gebreid, zodat de maakster haar eigen trui kon herkennen.
Als een visser verdronk, kon zijn thuishaven worden bepaald aan de hand van motieven in de trui die hij droeg. Dit was zeker niet de reden dat elke plaats zijn eigen patroon had, maar in die gruwelijke situatie wel een waardevolle bijkomstigheid.