Het zal eind zeventiger, begin tachtiger jaren van de vorige eeuw zijn geweest dat de Harlinger gemeenteraad langdurig vergaderde over de aankoop van landbouwgrond aan de oostkant van Harlingen. De stad wordt aan drie kanten omzoomd door de Waddenzee. Uitbreiden kan dus alleen aan de oostkant. De gemeenteraad wikte en woog, want in die tijd was geld lenen nogal duur. De rente liep in de richting van 15%. Dat zou een enorme claim leggen op de gemeentelijke financiën. De raad durfde het niet aan.
In diezelfde tijd was een jonge makelaar aan de slag bij een toenmalige makelaardij op de Grote Bredeplaats: Wopke Klaver.
Wat de gemeente Harlingen niet durfde, lukte hem wel. Klaver slaagde er in om geldschieters te vinden voor de grondaankoop voor een totale nieuwe woonwijk.
De grondeigenaren waren bereid om hun grond te verkopen aan de charmante koopman, die zich zou ontpoppen tot dè projectontwikkelaar, die Harlingen zou uitbouwen.
Naarmate de tijd vorderde, kreeg zijn plan steeds meer body en ontstond het plan Ludinga.